Het College van Beroep besloot op 18 december 2018 dat er geen boete opgelegd kan worden voor een overtreding van de Meststoffenwet wanneer, bij het voornemen tot het opleggen van een boete, de tolerantie-, zekerheids- of handhavingsmarges niet bekend zijn. Als gevolg van deze uitspraak kwam een groot deel van de op dat moment lopende boeteprocedures te vervallen.
Tot voor kort was het onduidelijk hoe boetes behandeld werden wanneer ze gaan over de periode waarin de handhavingsmarges nog niet bekend waren, maar waar het voornemen tot de boete pas na 18 december 2018 verstuurd is. In een procedure die wij namens een klant voerden heeft de Rechtbank van Zeeland en West-Brabant hier uitspraak over gedaan.
Het melkveebedrijf kreeg op 6 juni 2019 meerdere bestuurlijke boetes opgelegd voor verschillende overtredingen van de Meststoffenwet over het jaar 2016. De controle en NVWA-rapporten over deze overtredingen zijn rond april en mei 2018 opgesteld. Ten tijde van het opstellen van deze rapporten waren de tolerantie-, zekerheids-, en handhavingsmarges nog niet bekend. Over dit feit is door ons beroep ingesteld.
De rechtbank heeft nu besloten dat de minister een juiste invulling heeft gegeven aan de uitspraak van het College van Beroep van 18 december 2018. De rechtbank acht het niet noodzakelijk dat deze marges bekend zijn op het moment van overtreden. Op het moment dat het voornemen tot opleggen van een boete verstuurd werd, waren deze marges gepubliceerd. De rechtbank gaat mee met de minister en stelt dat het melkveebedrijf voldoende informatie heeft gehad om zichzelf adequaat te kunnen verdedigen tegen het boetebesluit en de daaraan onderliggende feiten.
Deze uitspraak van de rechter geeft aan dat de openbaarheid van marges pas vereist is op het moment dat het voornemen tot boete aan de betrokkene wordt medegedeeld.